Het smalle steegje tussen de dom en de kleine kerk kreeg waarschijnlijk pas in de 19e eeuw de naam Hexengang. Tussen hoge stenen muren, op een vloer van rode baksteen en zonder veel lichtinval leidt het somber ogende pad van de grote Domsfreiheit naar de Hase. Daar werden in de 16e en 17e eeuw beschuldigde heksen aan de waterproef onderworpen: Als de gebonden vrouwen zonken, waren ze onschuldig; dreven ze aan de oppervlakte, dan wachtte hen de brandstapel. De beul controleerde het lot door met het uiteinde van het touw te controleren hoe diep de vrouwen in het water zonken. Uit dit verhaal is later het verhaal ontstaan dat de vrouwen vanuit hun gevangenis in Bucksturm via de heksengang naar de waterproef werden geleid. Deze veronderstelling wordt echter als weerlegd beschouwd, aangezien de heksenpassage behoort tot het gebied van de katholieke kathedraal, maar de heksenjachten werden uitgevoerd door de protestantse magistraat van de stad. In feite werden de vrouwen rechts langs de kathedraal geleid.
De oorspronkelijke naam Klapperhagen was gebaseerd op het verbod dat personen die aan lepra of de pest leden de kathedraal mochten betreden. De zieken mochten aan de buitenkant van de kathedraal blijven om naar de mis te luisteren en zo te bidden voor hun redding na de dood. Volgens de ideeën van de Middeleeuwen voelde men zich het dichtst bij God naarmate men zich dichter bij het hoofdaltaar bevond. Zij moesten echter de aandacht op zich vestigen en waarschuwen voor hun aanwezigheid om gezonde mensen niet te besmetten. De zieken rammelden met ratels als ze zich in het gangpad bevonden, dat zo de naam Klapperhagen kreeg.